1. Eredivisie

Het rendement van de eredivisionisten

We gaan terug naar eind oktober van dit jaar. Uit onderzoek bleek destijds dat PSV zowel aanvallend als verdedigend een topseizoen draaide. 40,68% van de schoten op doel van de Eindhovenaren leverden een doelpunt op, terwijl doelman Jeroen Zoet slechts 14,58% van de schoten op zijn doel uit het net moest halen. Nu, bij het ingaan van de winterstop, staan de rood-witten nog steeds glansrijk bovenaan in de Eredivisie, maar wat is er op dit moment nog over van de cijfers van eind oktober?

Voor ieder team in de Eredivisie onderzochten wij zowel de aanvallende als de verdedigende statistieken van speelronde 1 tot en met speelronde 9 (periode 1) en van speelronde 10 tot en met speelronde 17 (periode 2).

Algemene statistieken

Van alle teams in de Eredivisie, schiet de voorhoede van Willem II het gerichtst. De Tilburgers schoten dit seizoen 206 keer, waarvan er 89 ballen op doel gingen, een percentage van 43,20%. De tweede plaats is voor FC Groningen (41,67%) en het podium wordt compleet gemaakt door Vitesse (41,30%).
Waar Willem II de meeste ballen op doel weet te krijgen, weet Ajax relatief gezien de meeste ballen ín het doel te krijgen. De Godenzonen schoten tot dusver 103 keer op doel, waarvan er 43 ingingen. Omdat de club in één situatie werd geholpen door de tegenstander – een eigen doelpunt – komen de Amsterdammers uit op een percentage van 40,78%. Hiermee blijft het FC Twente (35,80%) en PSV (35,38%) ruimschoots voor.
Ajax blijkt niet alleen het meest trefzekere team van de eerste seizoenshelft te hebben, in Jasper Cillessen heeft het ook nog eens een goede doelman. De Groesbeker liet tot dusver slechts 20,48% van de ballen op doel door, het minste van alle keepers in de Eredivisie. Met dit percentage blijft hij Jeroen Zoet (20,59%) nipt voor. Sergio Padt van FC Groningen staat op gepaste afstand, met 23,40%. Opvallend is de tiende plek van Feyenoord: Kenneth Vermeer en Erwin Mulder laten gezamenlijk 31,82% van de schoten op doel door, waarmee ze dus maar liefst negen keepers voorrang moeten verlenen. Het feit dat Feyenoord weinig tegengoals krijgt, is dus vooral toe te schrijven op de defensie!

De degradatiekandidaten

Wanneer we kijken naar de onderste zes teams in de competitie, zien we defensief bemoedigende cijfers. Procentueel gezien houden vijf van de zes keepers meer ballen tegen in de tweede periode dan in de eerste. Alleen Gino Coutinho (Excelsior) moet de laatste weken relatief gezien vaker vissen: maar liefst 48,78% van de schoten op de Kralingse goal treft uiteindelijk ook daadwerkelijk doel.
Coutinho’s oude team doet het wat dat betreft beter, gezien het feit dat de cijfers zowel aanvallend als verdedigend beter zijn geworden. Waar de club uit de Hofstad de eerste weken van het seizoen 31,78% van hun schoten omzette in een doelpunt, is dit percentage de laatste weken gestegen naar 37,04%. Ook verdedigend zijn de cijfers vooruit gegaan: waar in het begin een derde van de schoten een tegengoal opleverde, is dit aantal de laatste tijd gedaald naar 30,56%. Een prima prestatie dus van de Residentieclub!

Grafiek 1: De verschillen tussen de eerste en tweede periode. Percentages betreffen het aantal schoten dat werd omgezet in een doelpunt van de onderste zes eredivisionisten.
Grafiek 1: De verschillen tussen de eerste en tweede periode. Percentages betreffen het aantal schoten dat werd omgezet in een doelpunt door de onderste zes eredivisionisten.

 
In het bovenstaande overzicht is te zien hoe de cijfers van de eerste periode (blauwe punten) zijn veranderd in de tweede periode (rode punten). Wanneer de pijl naar rechts gericht is, betekent dit dat er meer schoten op doel een doelpunt opleverden. Een naar beneden gerichte pijl houdt in dat de doelmannen van de clubs minder schoten op doel doorlieten. In het best mogelijke geval heeft een club dus een pijl die naar rechtsonder gericht is: meer schoten die een goal opleverde en minder schoten tegen die erin gingen!
Tabel 1: Het percentage schoten dat werd omgezet in een doelpunt door de onderste zes eredivisionisten.
Tabel 1: Het percentage schoten dat werd omgezet in een doelpunt door de onderste zes eredivisionisten.

De middenmoot

Misschien wel de meest opvallende vooruitgang in de laatste duels beleefde FC Utrecht. Hoewel de ploeg van Rob Alflen erg wisselvallig presteert dit seizoen, wist het haar ‘afmaakpercentage’ op te krikken van 22,92% naar 45,00%. In plaats van één op de vier schoten, gaat nu dus één op de twee schoten in het doel. Helaas voor de Utrechters is ook het ‘doorlaatpercentage’ gestegen, van 24,53% naar 34,62%.
Waar Nordtfeld de eerste weken van het seizoen nog uitstekende cijfers kon voorleggen – de doelman liet slechts 16,36% van de schoten op doel door – staat hij inmiddels ook statistisch gezien weer met beide benen op aarde. 37,93% van de schoten op het Friese doel levert een doelpunt op. De Pompebladen lijken de laatste weken dus meer en meer te maken te krijgen met het fenomeen regression to the mean – het verschijnsel dat cijfers over een langere termijn naar het gemiddelde zullen toegroeien.

Grafiek 2: De verschillen tussen de eerste en tweede periode. Percentages betreffen het aantal schoten dat werd omgezet in een doelpunt door de middelste zes eredivisionisten.
Grafiek 2: De verschillen tussen de eerste en tweede periode. Percentages betreffen het aantal schoten dat werd omgezet in een doelpunt door de middelste zes eredivisionisten.

 
Tabel 2: Het percentage schoten dat werd omgezet in een doelpunt door de middelste zes eredivisionisten.
Tabel 2: Het percentage schoten dat werd omgezet in een doelpunt door de middelste zes eredivisionisten.

De (sub)top

Waar de eerste weken van het seizoen nog fantastisch waren voor PSV, zijn de cijfers de laatste weken wat meer richting het gemiddelde gegaan. Waar in eerste instantie nog 40,68% van de schoten een goal opleverde, is dat de laatste weken wat gedaald naar 30,99%. Ook defensief zijn de cijfers wat rechtgetrokken: de laatste acht weken laat doelman Zoet 35,00% van de schoten op doel door, terwijl dat in eerste instantie slechts 14,58% was. De cijfers zijn niet schrikbarend slecht: de international van PSV hield in het begin van het seizoen opvallend veel ballen tegen.
De rol die PSV de eerste weken van het seizoen had (veel scoren, weinig doorlaten) lijkt de laatste tijd weggelegd voor Ajax. De Amsterdammers weten maar liefst 51,02% (méér dan 1 op de 2) schoten om te zetten in een doelpunt, terwijl doelman Jasper Cillessen slechts 17,65% van de schoten op doel door weet te laten. Op beide punten scoort de regerend landskampioen dan ook de beste cijfers van alle teams in de competitie.
Ten opzichte van de eerste weken van het seizoen legt ook PEC Zwolle betere cijfers voor. Zowel aanvallend (33,33% om 36,84%) als verdedigend (27,27% om 24,32%) toont de bekerwinnaar van afgelopen seizoen aan beter in het seizoen te groeien, met een uitstekende vierde plaats tot gevolg!

Grafiek 3: De verschillen tussen de eerste en tweede periode. Percentages betreffen het aantal schoten dat werd omgezet in een doelpunt door de bovenste zes eredivisionisten.
Grafiek 3: De verschillen tussen de eerste en tweede periode. Percentages betreffen het aantal schoten dat werd omgezet in een doelpunt door de bovenste zes eredivisionisten.

 
Tabel 3: Het percentage schoten dat werd omgezet in een doelpunt door de bovenste zes eredivisionisten.
Tabel 3: Het percentage schoten dat werd omgezet in een doelpunt door de bovenste zes eredivisionisten.

Halverwege het seizoen is er dus een hoop veranderd. Zo hebben Jeroen Zoet en Kristoffer Nordfeldt, de twee doelmannen van de eerste periode met het hoogste reddingspercentage, kennis gemaakt met het fenomeen regression to the mean en vindt de voorhoede van Ajax de laatste weken opvallend makkelijk het net. De verwachting is dan ook dat ook Ajax de weken na de winterstop hiermee te maken zal krijgen.

Beoordeel deze post
Nog geen reacties
Geef je mening Cancel
Comments to: Het rendement van de eredivisionisten

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *